5e zondag in de veertigdagentijd. Jaar A
(bijbel in gewone taal)
OPENINGSTEKST
Psalm 43 (42) 1-2
Help mij, God! Verdedig mij tegen slechte mensen,
bescherm me tegen leugenaars en bedriegers.
Bij u ben ik toch veilig? Waarom mag ik dan niet bij u zijn?
Waarom onderdrukken mijn vijanden mij
en loop ik rond in sombere kleren?
EERSTE LEZING
Ezechiël 37, 12-14 Ik zal Mijn Geest over u uitstorten en gij zult leven.
Uit het boek Ezechiël
Daarom moet jij tegen de Israëlieten zeggen: ‘Dit zegt God, de Heer: Luister, mijn volk! Ik zal jullie weer leven geven, net zoals ik graven openmaak en dode mensen uit hun graf laat opstaan. Ik zal jullie bevrijden en jullie terugbrengen naar het land Israël. Als dat gebeurt, zullen jullie begrijpen dat ik de Heer ben.
Ik zal mijn adem in jullie blazen, zodat jullie weer levend worden. Ik laat jullie weer in je eigen land wonen. Dan zullen jullie begrijpen dat ik de Heer ben.
Dat is mijn besluit. En wat ik besloten heb, dat zal ik ook doen.’’
ANTWOORDPSALM
Psalm 130 (129) 1-8
Refrein: De Heer is steeds barmhartig, zijn genade is onbeperkt.
Ik ben wanhopig, Heer! Daarom roep ik naar u.
Heer, hoor mijn stem, luister naar mij, hoor hoe ik smeek!
Heer, als u steeds op onze zonden let, dan zijn wij altijd schuldig.
Maar u vergeeft ons, en daarom eren wij u!
Ik verlang naar de Heer, ik wacht op hem,
ik vertrouw op zijn woorden. Ik verlang naar de Heer,
meer dan een nachtwaker verlangt naar de ochtend,
naar het licht van de nieuwe dag.
Volk van Israël, vertrouw op de Heer!
Want hij is goed en trouw,
hij bevrijdt ons, altijd weer.
De Heer zal ons van alle schuld bevrijden.
TWEEDE LEZING
Romeinen 8, 8-11
De Geest van Hem, die Jezus van de doden heeft gewekt, woont in u.
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters, Als je je laat leiden door je slechte verlangens, kun je niet doen wat God wil. Maar bij jullie is dat heel anders. Jullie laten je niet leiden door je slechte verlangens, maar door de heilige Geest. Want de heilige Geest is in jullie gekomen. En je kunt alleen bij Christus horen als zijn Geest in je is.
Christus is in ons allemaal. De zonde zorgt er nog wel voor dat wij moeten sterven, maar de heilige Geest geeft ons het eeuwige leven. Want God ziet ons als goede mensen. God heeft Jezus Christus laten opstaan uit de dood. En God zal ook aan ons, sterfelijke mensen, het eeuwige leven geven. Dat weten we zeker, want zijn Geest is nu al in ons gekomen.
VERS VOOR HET EVANGELIE
Alleluia. Ik ben de verrijzenis en het leven, zegt de Heer.
Wie in Mij gelooft zal leven in eeuwigheid. Alleluia.
EVANGELIE
Johannes 11, 1-45 Ik ben de verrijzenis en het leven
Een man in het dorp Betanië was ziek geworden. Hij heette Lazarus. In dat dorp woonden ook zijn zussen Marta en Maria. Maria was de vrouw die later olie over de voeten van Jezus gegoten heeft, en ze met haar haren weer heeft afgedroogd.
Maria en Marta stuurden iemand naar Jezus om te zeggen: ‘Heer, uw vriend Lazarus is ziek.’ Toen Jezus dat hoorde, zei hij: ‘Lazarus is niet ziek geworden om voorgoed te sterven. Dit gebeurt zodat Gods hemelse macht zichtbaar kan worden. Dan zal Gods Zoon de hoogste eer krijgen.’ Jezus hield veel van Marta, Maria en Lazarus.
Jezus had dus gehoord dat Lazarus ziek was. Eerst bleef hij nog twee dagen op de plaats waar hij was. Daarna zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Kom, we gaan weer naar Judea.’
De leerlingen zeiden: ‘Meester, daar kunt u toch niet naartoe gaan! Een tijdje geleden wilden de mensen in Judea u doden!’ Maar Jezus zei: ‘Overdag is het twaalf uur lang licht. Zolang het licht is, kun je veilig reizen. Zo is het ook met mij. Ik ben het licht voor deze wereld. Bij mij ben je veilig. Pas als ik er niet meer ben, komt de nacht. Dan loopt het slecht af met iedereen die leeft zonder mijn licht.’
Daarna zei Jezus: ‘Onze vriend Lazarus slaapt. Ik ga naar hem toe om hem wakker te maken.’ De leerlingen zeiden: ‘Heer, zolang hij nog slaapt, kunt u hem beter maken.’ De leerlingen dachten namelijk dat Lazarus echt sliep. Maar Jezus bedoelde dat Lazarus gestorven was. Daarom zei hij nu duidelijk: ‘Lazarus is gestorven. En het is heel goed voor jullie dat ik er niet was om hem beter te maken. Want nu kunnen jullie in mij gaan geloven. Kom, we gaan naar hem toe!’
Toen zei Tomas, die ook Didymus genoemd werd, tegen de andere leerlingen: ‘Laten we met Jezus meegaan. Dan kunnen we samen met hem sterven.’
Toen Jezus en de leerlingen er bijna waren, hoorden ze dat Lazarus al vier dagen geleden begraven was.
Het dorp Betanië lag vlak bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer 3 kilometer. Er waren veel Joden uit Jeruzalem naar Betanië gekomen om Marta en Maria te troosten.
Toen Marta hoorde dat Jezus eraan kwam, ging ze hem tegemoet. Maria bleef thuis. Marta zei tegen Jezus: ‘Heer, als u hier geweest was, dan was mijn broer niet gestorven! Toch weet ik ook nu heel zeker: God zal alles doen wat u hem vraagt.’
Jezus zei: ‘Je broer zal opstaan uit de dood.’ Marta zei: ‘Dat weet ik, Heer. Als het einde van de wereld komt, zal hij samen met alle doden opstaan.’
Jezus zei: ‘Ik ben het die de doden laat opstaan. Ik ben het die leven geeft. Iedereen die in mij gelooft, zal leven, ook als hij sterft. En iedereen die leeft en in mij gelooft, die zal niet voor eeuwig sterven. Geloof je dat?’ Marta antwoordde: ‘Ja, Heer, dat geloof ik zeker. Want u bent de messias, de Zoon van God, die naar de wereld gekomen is.’
Daarna ging Marta weg. Ze riep haar zus Maria. Zonder dat iemand het hoorde, zei ze tegen haar: ‘De meester is er, en hij vraagt of je bij hem komt.’ Toen Maria dat hoorde, ging ze meteen op weg naar Jezus. Die was nog steeds buiten het dorp, op de plaats waar hij met Marta gesproken had.
De Joden die bij Maria waren om haar te troosten, zagen haar opeens weggaan. Ze liepen achter haar aan. Want ze dachten dat Maria naar het graf zou gaan, om daar te rouwen.
Maria kwam bij Jezus. Toen ze hem zag, knielde ze voor hem. Ze zei: ‘Heer, als u hier geweest was, dan was mijn broer niet gestorven!’ Maria en de Joden die met haar meegelopen waren, begonnen hard te huilen en te jammeren. Jezus ergerde zich daaraan. Hij had verdriet om Lazarus, en hij vroeg: ‘Waar ligt Lazarus begraven?’ De mensen zeiden: ‘Kom maar mee, Heer.’
Bij het graf begon Jezus te huilen. De Joden zeiden: ‘Kijk eens hoeveel hij van Lazarus hield!’ Maar sommigen van hen zeiden: ‘Hij heeft een blinde man genezen. Kon hij de dood van Lazarus dan niet voorkomen?’
Opnieuw ergerde Jezus zich. Hij ging naar het graf toe. Dat was een grot met een steen voor de opening. Jezus zei: ‘Haal die steen weg.’ Marta, de zus van Lazarus, antwoordde: ‘Maar Heer, het lichaam stinkt, het ligt hier al vier dagen!’ Toen zei Jezus tegen haar: ‘Denk aan wat ik je gezegd heb! Als je gelooft, zul je Gods hemelse macht zien.’
Toen haalden een paar mensen de steen weg. Jezus keek omhoog en zei: ‘Vader, ik dank u dat u naar mij luistert! Ik weet dat u altijd naar mij luistert. Maar ik zeg dit speciaal voor alle mensen die hier staan. Zij moeten geloven dat u mij gestuurd hebt.’ Daarna riep Jezus: ‘Lazarus, kom naar buiten!’
Toen kwam de gestorven Lazarus naar buiten. Er zat een doek om zijn gezicht, en er zaten doeken om zijn armen en benen. Jezus zei tegen de mensen: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’
Veel van de Joden die naar Maria toe gekomen waren, gingen in Jezus geloven. Want ze hadden gezien wat Jezus met Lazarus gedaan had.